Terug naar Killary Harbour
FLAPTEKST
We schrijven 2002 – een journalist sluit zijn carrière af. Niet dat hij al zo oud is, maar de job is hem niet in z’n kleren gaan zitten. Voortaan de fiets in plaats van het vliegtuig, het dorp in plaats van de metropool. Als er nog dorpen bestaan.
2002 – dat is dertig jaar na 1972, zevenhonderd jaar na 1302. Met beide jaartallen heeft de hoofdfiguur iets. In 1972 was hij jong, verliefd en maakte de zomer van z’n leven mee in een badplaatsje aan de Belgische kust. In 1302 zetten zijn voorvaderen Vlaanderen op de kaart door het Franse ridderleger in de Kortrijkse modder te doen bijten. Niet dat dit laatste hem wakker houdt, maar men leeft nu eenmaal waar men leeft en een land mag zich niet losknippen van zijn verleden. Dat vindt de regering, dat vindt de burgemeester van de gemeente waar hij zich heeft gevestigd. Ook met die burgemeester heeft hij iets.
En verder heeft hij herinneringen, niet in het minst aan twee plekken in Ierland waar hij nooit is geweest.
Liefde, strijd en politiek: ziedaar de ingrediënten van Terug naar Killary Harbour. Of: hoe een eenzame fietser in feestend Vlaanderen op zoek gaat naar z’n eigen identiteit, zijn eigen verleden herdenkt, en daarbij nogal eens op vrouwen botst – virtuele en reële. Maar nog het meest op zichzelf.
BEGIN
Een nieuw millennium, een nieuw geluid.
De torens branden, de wind breekt door de ruit
waarachter, liefste, de diepte wacht.
Zorg voor jezelf, en voor ons kind.
Ik wil dat zijn lied klinkt als het gefluit
in een Laurel & Hardy-film, wanneer
de heren marcheren, de kater spint,
de hoed ongedeukt op de hoofden staat.
En als de taarten vliegen, de echtgenote slaat
en mort, de ezel van de trappen stort,
wijs naar mij, hoog in de nacht,
waar ik, gestut door Rockies en Appalachen,
de melkweg vasthoud van het lachen.
(K. Doesburg)
Want waarover zullen we het hebben, als we het niet over de liefde hebben?
Klonen, cyberia, El Niño, de Drinkwateroorlog van 2104?
Over kunst?
Jezus.
De liefde dus – uitgetreden tapijt, maar kamerbreed nog steeds, van Manhattan tot Mesopotamië.
Bezing me de liefde, muze, nog één keer.
Parlez-moi d’amour.