De vooravond
FLAPTEKST
8 April 1991. Een succesvol zakenman nadert de vijftig en kijkt om. Zijn verleden biedt hem nauwelijks oriëntatiepunten. Zijn toekomst wel – tijdens een bde (een ‘bijna-dood-ervaring’) heeft hij ooit aan het einde van de tunnel zijn eigen grafsteen gezien:
Dominiek Versteeg
194? – 9.iv.1991
De moderne wetenschap weet: bijna-dood-ervaringen zijn geen hallucinaties en dienen ernstig genomen te worden. 9 April: morgen dus.
De protagonist in deze roman is een headhunter. Hij maakt de balans op van zijn jachtige leven, zijn jacht op geluk. Spoedig raakt hij verstrengeld in zichzelf, in zijn afkomst, in de fatale ontwikkelingen in het verleden waarmee zijn levenslot op even dwingende als raadselachtige wijze verweven lijkt. Zoekend naar zingeving stuit hij op wat hij niet vinden wil: de littekens van een hartstochtelijke liefde en, uitgerekend, Salvador Dalí.
Met De vooravond, geschreven in een gedreven, haast bezwerende stijl, maakt Guido van Heulendonk zijn entree in het fonds van de ap. Hij weet in deze roman heftige tragiek op evenwichtige wijze te verbinden met scherpe en macabere humor.
BEGIN
…Het was mijn tweede BDE. Misschien dat daarom de film een stukje doorschoot en ik mijn eigen grafsteen zag.
DOMINIEK VERSTEEG
*
194? – 9.iv.1991
De letters stonden in het arduin gebeiteld, hoekig, wat gotisch aandoend. Verder niks. Een heel eenvoudige zerk, de passende steen voor iemand die achter zijn leven een punt verkiest, geen uitroepteken. Een zerk zoals ik die wel zie zitten.
Een BDE is een bijnadoodervaring, mevrouw Rosenthal, maar dat hoef ik u niet te vertellen. Ik bedoel: u bent helemaal dood. Echt door en door dood. Keiplettersmorsdood, zeiden wij als kind. ‘Hantsjuup, veedief, of ik schiet je keiplettersmorsdood.’ Zo dood bent u. Een halve eeuw geleden gestorven, en toen al, volgens de laatste versie, in stukjes verdeeld en in de Schelde gegooid. Doder kan niet. Wat zal ik hier liggen zeuren over bijnadoodervaringen.
Maar intussen is het 8 april 1991. Ik moet praten, want als de film klopt, zwijg ik morgen voorgoed.
Ik hoop op een minder opvallend einde dan het uwe. Dat was regelrechte grand guignol. Een scenario van Le Grand Masturbateur himself, zo heb ik dikwijls gedacht. Mijn visie op de man werd er niet door genuanceerd. Iets van drek, monsterhoofden, lillende spiegeleieren.
Tegenover mij hangt zijn Raadsel van Hitler. Niet het origineel, natuurlijk. Ik ben rijk, Spaans staatsbezit zou ik best kunnen afkopen. Maar ik ben niet gek. Als er, mevrouw, in tegenstelling tot u, één wens mijn leven niet heeft beheerst, dan was het de drang naar een echte Dalí.