Buiten de wereld

FLAPTEKST

‘Hij werd geboren en zal – mogen wij aannemen – sterven.’

Ziedaar de man, hoofdpersoon in Buiten de wereld. Hij is burger, gezinshoofd in de provincie, diensthoofd ergens in een Brussels kantoorblok. Maar hij is ook kunstenaar, al weet de buitenwereld daar niets van.

Te veel dimensies voor een rustig bestaan. Het einde van een eeuw nadert. Fysica begint steeds meer op poëzie te lijken, astronomen zien het gezicht van God. Bevat kunst het antwoord op de grote vragen? De kleine vragen zijn al moeilijk genoeg. Zoals: hoe overleef je tussen vier vrouwen, van wie er drie je dochter zijn? Schilder je een paus met olie- of waterverf? Waarover spreek je als je voor het oog van ex-klasgenoten en tv-camera’s een voordracht moet houden, uitgerekend in het magische jaar 2000?

In Buiten de wereld luistert Guido van Heulendonk aan het hart van zijn tijd. En hoort, dwars door alle geruis heen, het geklop van oude mysteries – acuter dan ooit.

Een tijdloos boek, dat ondanks de ernst van de thematiek toch leest als een avonturenroman, gezet in dezelfde vaardige taal en ironiserende lichtheid waarvoor de auteur al sedert zijn debuut geprezen wordt.

BEGIN

In de verte zijn er bergen en op de voorgrond een plas, waarin zich de top van een wolk weerspiegelt. Er is een landschap, coördinaten en dimensies, breedte en lengte, lucht, verschuivingen in spectra en momenten.

Het is daar en nu.

Er is een sloot. Stapvoets treedt het water onder een booggewelf naar buiten, het daglicht in, meteen de weg vindend tussen de rotsige oevers en het struikgewas dat de duiker half aan het oog onttrekt. De bakstenen zijn ooit rood geweest, maar hebben hun kleur prijsgegeven aan oprukkend vuil en mos.

Links en rechts groeien veldbloemen, in groepjes of verspreid, unisoon qua ornaat en kleur, en het geluid is dat van regen die net ophoudt te vallen. In het modderige zand bij de bosrand is een patroon van ribben en walletjes ontstaan, waartussen het laatste vocht wegsijpelt. Een laadbord van Stengen&Co staat te rotten tegen de eerste boom, een plank heeft zich losgewerkt uit het geheel, opgekruld als een gesprongen veer, netels groeien dwars door het hout en verderop hangen waterdruppels aan de stekels van distels, twijfelend. Enkele laten los, maar de meeste klampen aan.

Nu vliegen mussen op en een houtduif koert. Aan een omgewaaide berk bewegen witte velletjes en de schijf van de uitgerukte wortels staat rechtop, als een opengeklapt putdeksel, op de rand van het wortelgat. Twee vuisten water, tot opdrogen gedoemd, want de regen zal nu lang niet meer vallen. Bij de sloot vijf wilgen. Uit de gebarsten wortels kruipen mieren, ze dwalen rond, verdwijnen in het gras, keren terug. Eentje bereikt een kastanjeblad, waarop, schijnbaar ontstaan uit het niets, opeens een hagedis zit. Ze versteent tot fossiel, zichzelf exposerend op de groene handpalm. De mier kruipt om haar voorpoot heen, houdt halt, ruikt aan een schub. De hagedis flitst weg, gereanimeerd door een onhoorbare stem.

Een schaduw verglijdt, onder de trage wolken.

En kiezel, schors en klaver. Kruimelende bladeren van vervlogen herfsten. Verlaten cocons, afgeworpen insectenjasjes, transparante vliegenlijkjes in spinnenwebben. Houtschimmel en bereklauw, boterbloemen en Sint-Janskruid. Vlinders, bijen, hommels, wespen, dazen, dansmuggen. En een spitsmuis. En diep in het westen, hoog op een blauwe helling, de doorbuigende notenbalk van hoogspanningskabels.

ONTVANGST

‘Buiten de wereld is een veelzijdige maar ook een complexe roman. (…) Fijne humor en milde ironie, meesterlijke taalbeheersing en speelse verwoording.’ (Jef Ector, Kreatief, 2000)

‘Met subtiele ironie laat Van Heulendonk zien dat Ups opvlucht naar de sfeer der kunsten met recht wereldvreemd mag heten.’ (Jaap Goedegebuure, De Gelderlander, 8 september 2000)

‘De lezer levert in gedachten commentaar bij het verhaal dat hij leest. Hij “schrijft” een verhaal “terug” aan het boek dat voor hem ligt: zijn eigen verhaal. Het boek moet hij dan wel twee keer lezen, want lezen is herlezen. (…) Buiten de wereld zal het wereldraadsel niet oplossen. Niettemin is het een bewonderenswaardige en deels geslaagd te noemen poging het grote te laten kloppen met het kleine. (…) Zo maak je van een boek een vriend. Leg het af en toe even neer. Schrijf eens terug. Menigeen zal dan bevriend raken met Buiten de wereld. Misschien een kritische vriend, maar dan zijn vrienden altijd.’ (Koen Eykhout, De Limburger, 25 augustus 2000)

‘Van Heulendonks taalbeheersing is knap, zijn speelsheid af en toe bijna als van Nabokov. (…) Een roman over het leven, de liefde, de kunsten – waarover moet het anders gaan, zegt Up ergens. Zijn dat immers niet de elementaire deeltjes van het bestaan? (…) Van Heulendonks prettige, nonchalante toon heeft Buiten de wereld opgetild en laten zweven, tot ver buiten het bereik van de al te zompige alledaagsheid.’ (Thomas van den Bergh, Elsevier, 12 augustus 2000)

‘Buiten de wereld is – zowel qua inhoud als qua vorm – een sublieme roman die u beslist moet lezen. Het is een allesomvattende roman, niet alleen over begin en eind, oerknal en eindkrak (‘de scheet van God’), hemel en aarde, God en GUT (‘de darmen van God’), elementaire deeltjes en quarks, leven en dood, droom en werkelijkheid, maar ook over keuzes, ouderschap, symmetrie, schrijverschap, wetenschap, muze én – last but nor least – over de liefde. Van Heulendonks stijl is helder, welhaast luchtig, met schitterende vergelijkingen.’ (Arno van der Plank, De Roskam, 14 juli 2000)

‘Ondanks de kater die je kan overhouden na lectuur, bezit de roman ook geestige, vernuftige en uitmuntende passages.’ (Luc De Decker, Trends, 31 augustus 2000)

‘Buiten de wereld is een geanimeerde roman die voor elk wat wils heeft: sympathieke figuren, een zeker engagement met buitenlanders, sociaal zwakkeren en bejaarden, interessante verwijzingen naar de actualiteit, voor de poezenliefhebbers zijn er de intermezzo’s over de weggelopen poes Nana, kleine wetenschappelijke uitstapjes aan de hand van Hawking, en dit alles gevat in een soepele lichtvoetige stijl.’ (Janet Luis, NRC-Handelsblad, 28 september 2000)

‘Zelfs Hawking ontspringt de dans niet, ook zijn levenswerk is pure hubris: “Arme Hawking. Darwin kon de boot nemen naar Galápagos, maar een zwart gat is niet te bereizen – niet aan deze kant van het heelal.” Helaas strekt die hubris in Buiten de wereld zich ook tot de auteur uit. Het pleit voor hem dat hij zich per roman een zwaardere opdracht geeft, dat hij willens en wetens risico neemt. Aards geploeter in verband brengen met de woelingen in het almaar uitdijende universum is geen geringe opgave, maar ergens daartussenin is de verbinding verbroken.’ (Jeroen Vullings, Vrij Nederland, 19 augustus 2000)

‘In de toon van Buiten de wereld schuilt nog altijd die typische zakelijke drive, hij laat zijn vertelling onverstoorbaar op de lezer los. De humor ontstaat dikwijls door die onderkoelde manier van vertellen, terwijl de onderwerpen vaak op het randje van absurdistisch zijn.’ (Jeroen Overstijns, Standaard der Letteren, 29 juni 2000)

‘Buiten de wereld is niet alleen qua ideeëngoed een fascinerende roman. Ook stilistisch en inzake opbouw levert Van Heulendonk opnieuw een bijzonder gaaf product af. De snelle opeenvolging van de hoofdstukken geeft de roman een krachtige vaart. En heel doordacht wordt de lineaire tijdsstructuur telkens weer doorbroken.’ (Jooris van Hulle, Leesidee, 2000-6)

‘Zo is Buiten de wereld, net als de complexe personages in een complexe wereld, een complex boek geworden. De auteur jongleerde in het verleden nooit zoveel met stijlregisters: sereen, bijbels, emotioneel opgeladen… Maar in weerwil van Van Heulendonks pessimistische visie schuilt onderhuids een solidaire glimlach met ons aller menselijke conditie.’ (Karel Segers, Het Belang van Limburg, 16 juli 2000)

‘Guido van Heulendonk heeft ongetwijfeld een goed omlijnd idee gehad, dat aan deze roman ten grondslag ligt. En je hoeft als schrijver je lezer ook niet alles voor te kauwen. Maar je zou hem toch van harte een redacteur toewensen die het lef heeft om te zeggen: Guido, je schrijft prachtig, maar ik snap er geen jota van.’ (André Matthijsse, Haagsche Courant, 30 september 2000)