‘All over the place’, Trois Bic(s) et 1 P.C.

FLAPTEKST

Vier theater medaillons (produktie Nieuwpoortteater –  Gent).

BEGIN

Eerste scène

Suggestie van een moderne huiskamer: welstand, ontwikkelingspeil van zeker niveau, maar burgerlijk-geborneerd. Boeken. Kledij van personages wekt zelfde indruk. Verspreid over de kamer (op tafeltje, muurrichel, stereomeubel, echter niet op schoorsteenmantel): drie opgezette katten. Aan muur boven mantel, discreet belicht, groot zwart-wit schilderij van Oud-Egyptisch kattenbeeld. Maria staat rechts te telefoneren, glas wijn in de hand. Tom heeft het zich gemakkelijk gemaakt aan tafel, leest rustig zijn krant. Links naast mantel doorgang naar keuken. Ergens een scheurkalender. 

Maria: (emotioneel) Ja, en Korea! (haakt bruusk in, drinkt, loopt met lege glas naar de keuken – telefoon begint te rinkelen, Tom staat op, neemt op)

Tom: (onmiddellijk, laconiek, weet wie het is) Ja, Jozefien? … Welneen, ze is niet boos. Gewoon, een beetje gespannen. Begrijpelijk toch, er is hier van alles aan de hand. Magdalena, precies, dat bedoel ik. Suspense all over the place. We hebben een glas wijn gedronken bij het eten daarnet, kwestie van de zenuwen aan de praat te houden. En Maria en bourgogne, daar hoeft geen tekeningetje bij, hé Jozefien? (Maria komt in de keukendeur staan, nieuw glas wijn in de hand) Het wás natuurlijk een beetje, wat zal ik zeggen: ‘onvoorzichtig’ van je om over Korea te beginnen. Jaja, dat heb ik toevallig gehoord. Had je niet moeten doen, Jozefien. Ach zo, je me-mo-rie, juist. Ja, we worden er allemaal niet jonger op, hé? (nauwelijks verholen sarcasme) Maar goed, ik zal het nog even uitleggen, Jozefien. Heb je iets om te schrijven? Heb je… (gesprek wordt blijkbaar afgebroken, kijkt met quasi-verbaasde glimlach naar de hoorn, haakt in, gaat weer zitten, neemt krant weer op, leest)

ONTVANGST

‘Van Heulendonk heeft gevoel voor drama. (…) Voor banaal en voor de hand liggend realisme is hier geen plaats gelaten. Van Heulendonk schrijft krachtig en zeer beeldend, hij schuwt zijn eigen poëzie niet. Wat hij aanreikt wordt in de enscenering uitvergroot, op het hilarische af. (…) Schrijver en theatermakers spreken een eigen taal, maar ze dekken en verrijken elkaar. En als je dan te maken hebt met vaklui krijg je dit: zalig theater.’ (Ingrid Vander Veken, Kunst & Cultuur, 1992)

‘(De regie) koos resoluut voor de farce, d.w.z. voor een alles ontwrichtende spelvorm. In beweging, spraak en grimassen zijn de figuren verkrampte karikaturen die met robotachtige hoekigheid de scène spelen. Het is een niet onaardige optie, die bovendien een bizarre opgewondenheid creëert, maar algauw raakt dit acteren uitgeput en vervalt het tot een loutere stijlfiguur.’ (Fred Six, De Standaard, 26 maart 1992)